dinsdag 14 september 2010

Everzwijn

Ik denk eerst dat ik me het verbeeld, maar er staat toch echt een everzwijn in de berm. Ik rem en zet m'n auto stil, dat borstelbeest moet ik van dichtbij zien. "Pas maar op", zegt mijn vrouw als ik aanstalten maak uit te stappen, "misschien heeft ze kleintjes".
Inderdaad, ik zie geen slagtanden en dus zal het wel een vrouwtje zijn. Heb geen idee of ze halverwege augustus nog moederen, maar goed, het zou zomaar kunnen. "Papa, neem anders gewoon maar een foto vanuit de auto", zegt onze achtjarige Rick verstandig. Veiligheid voor alles.

Maar dan wordt het leuk. Moeder everzwijn komt de berm uit, gaat voor de auto staan en kijkt mij aan. Op die brutale manier die zo typerend is voor everzwijnen. "Nou gaan we lachen", zeg ik, doe mijn portier open en stap uit. We staren naar elkaar, moeders en ik. Da's nog best een flink beest, zie ik. Ik maak wat geluiden in het everzwijns om het te lokken.

Mijn avances werken niet. Geen chemie. Plots maakt het beest rechtsomkeer richting de berm en verdwijnt vervolgens in de struiken. Ik stap weer in en maak een grapje over Obelix. Mijn vrouw lacht niet, ze zegt dat ik gek ben. Rick weet niet wie Obelix is.

We rijden verder. Ik bedenk ineens dat ik vergeten ben een foto te nemen.

donderdag 9 september 2010

Praia da Oura

Iets buiten Albufeira ligt Praia da Oura, een aaneenschakeling van hotels, appartementen, horeca-gelegenheden en al datgene wat een verwende toerist voor een oppervlakkige vakantie nodig heeft. Dat heet een badplaats. Daar zijn wij.

We hebben een appartement aan zee geboekt. We zijn benieuwd. We komen in een klein doodlopend stoffig straatje met zeven moderne naast elkaar gelegen huisjes, elk met een eigen voortuintje met daarvoor een muurtje. Ook in Portugal doen ze kennelijk aan privacy. Dat je daardoor vanuit de voortuin geen uitzicht hebt op het strand en de zee, is daarvoor de kostprijs. Wij blijken in huisje zeven aan het eind van het straatje te zitten. Het ziet er schitterend uit. Dit komt helemaal goed.

De koelkast moet gevuld. Dus op naar het wijnrek van de supermarkt. "Hé leuk, jullie zijn ook boodschappen aan het doen", horen we. Het zijn Hans en Carla, zo blijkt ons later. "Ja, we hebben jullie in het vliegtuig al gezien, we zitten in huisje vijf en zijn dus eigenlijk buren", zo weten ze ons te melden. We groeten terug.

Vanuit de frisse supermarkt lopen we met onze vino verde de Portugese zon in. Buiten staan Hans en Carla. "We hebben even op jullie gewacht, dan lopen we samen terug, gezellig."

Die avond willen we gaan eten, ergens op the strip. Als we huisje vijf passeren, horen we "wat gaan jullie doen?" "Och, even een hapje" brengt Hans en Carla ertoe ook wat te gaan eten en wel tezamen met ons, want gezellig.
Carla praat graag, een onderwerp blijkt daarvoor niet noodzakelijk. Gewoon praten. Haar moeder heeft suikerziekte. Na iedere drie zinnen vraagt ze me "vind je ook niet?" Ik vind het ook. Hans is een zwijgzaam type. Iets zegt me dat dit anders was voordat hij haar leerde kennen.
We hoeven geen dessert, Carla wel, "want ik ben dol op toetjes" en ze lacht hard. Voor ons dan maar koffie. "An Irish coffee for me", bestelt Carla alvast mee. Terecht, je zou wat missen.
Als de rekening komt, stelt Carla voor deze te delen.

De andere dag besluiten we lekker niks te gaan doen aan het zwembad. Liggend op een strandstoel eindelijk eens dat boek lezen dat ik een half jaar geleden heb gekocht. Ik ben nog maar op de derde bladzijde als ik een schaduw over mij heen zie komen, opkijk en de lach van Carla hoor. "Ja, we zagen jullie al voorbij komen". Ze pakt een strandstoel, gaat naast mij liggen, gezellig, en vertelt honderduit over de kinderen van haar zus. Dat zijn twee jongens die op ballet willen, maar niet mogen van hun vader. Dat moet toch gewoon kunnen, vindt ze. Of ik dat ook niet vind.

Die avond gaan ze naar the strip "op café", zoals ze dat noemt. Wij ook, maar blijven bij het eerste café, een Irish pub, hangen. We willen een avondje met z'n tweeën en we schatten in dat dit hier zou moeten lukken. Een Amerikaan met gitaar en een gemaakt accent is de nep-Ier-act van die avond. Niet eens zo slecht. Ik bestel voor het decorum een guinness. Ha, rust. Hèhè, zegt mijn vrouw.

"Ah, zitten jullie hier", horen we even later een inmiddels bekende stem roepen. "We zagen jullie al nergens en waren terug op weg naar huis." Hans neemt ook een guinness. Carla wil een Irish coffee en vertelt ons alles over de zwakke heup van haar vader. Ze lacht weer veel die avond. Hard.

Dit gaan we zo geen twee weken doen. We hebben al een een plan voor de dag erna. We willen naar het strand en onze tocht daarnaartoe mogen Hans en Carla absoluut niet zien. Fluisterend vertrekken we en bij huisje vijf aangekomen bukken we achter het muurtje. Mijn vrouw gaat op haar hurken vooruit, ik liggend als een echte commando. Ze kunnen ons niet horen, ze kunnen ons niet zien, dit wordt een perfecte operatie.

"Wat doen jullie nou?" horen we Carla's stem roepen. Daar staan ze, in het begin van het straatje, met plastic tasjes, net terug van de supermarkt, te kijken hoe wij half in het stof liggen te happen, onder hun muurtje. Hoe leg je dit uit? "Hij is zijn lens kwijt", zegt mijn vrouw. Briljant, mijn lens! Ze komen direct mee helpen zoeken en wonder boven wonder vind ik zelf die lens.

Af en toe ben je blij dat sommige mensen maar vijf dagen met vakantie zijn.