zaterdag 26 januari 2013

Albert Heijn

Om me straks niet te hoeven schamen voor de werkster, breng ik nog vlug de flessen naar de glasbak. Twee vrouwen, een jaar of zestig, zien mij voor de derde keer uitladen. "De buurman is ziek", zeg ik. Dat is ook zo.

Gisteren kattenvoer vergeten. Ik loop meteen even de supermarkt in. En nu ik er toch ben, ook wat brood, beleg en woksaus. En schoolkoeken, en spinazie, en badschuim, en tandpasta.

Bij de kassa hangen tassen, vijftig cent. Daar heb ik er nog zeventien van in mijn garage liggen. Ik vraag wel zo'n doorzichtig scheurgevoelig tasje, neem ik me voor. Die zijn gratis.

Mag ik zo'n tasje? vraag ik na het afrekenen en ik wijs naar de rol die naast haar ligt. Ik krijg er eentje, met tegenzin, zo lijkt het. Dat is niet voldoende en ik vraag er nog een.

Dat kan niet.
Jawel hoor, daar liggen ze.
Ja, maar het kan niet.
Daarnet kon je het ook.
Ik geef er maar een per klant.
Het aantal zou toch afhankelijk moeten zijn van de hoeveelheid boodschappen.
Toch geef ik er maar één.
Dan wacht ik hier wel op de volgende kassière.
Dan kunt u lang wachten.
Neem ik alle tijd voor. Ik kan zo toch niet weg.

Ik ben benieuwd. De rij begint al langer te worden. Ze gaat de volgende klant helpen. Ik blijf staan. Hou ik op zich wel van, zo'n wedstrijdje kijken-wie-de-hardste-kop-heeft.

Halverwege staat ze plots op. Ze loopt naar een collega. Ze praten. Ik, die moeilijke vent, ben het onderwerp. Nee, dat kan echt niet, hoor ik die collega zeggen. Ja, maar hij gaat niet weg.
Intussen kijk ik, een beetje voorzichtig, naar de rij wachtende mensen achter me. Die hebben vast ook wel iets anders te doen, schat ik in.

Mijn kassière is terug. Pakt de rol, trekt er een tasje af en gooit het zonder iets te zeggen voor mijn neus. Gewonnen! Het kan dus wel.
Dankjewel, zeg ik net iets te vriendelijk.

Terwijl ik de tasjes vul, zie ik mevrouw de collega op me afkomen. Ah leuk, dat wordt een discussie, altijd voor te porren.

Meneer, wij denken aan het milieu.
Dat is mooi.
Daarom hebben wij als regel dat iedere klant maar een tasje krijgt.
Ik heb net geconstateerd dat uw kassière die regel niet in acht neemt.

Ze loopt weg. Jammer, dat ging iets te snel.

Ik ga ook. Terwijl ik naar buiten loop, zie ik op de fruitafdeling een vrouw een stuk of tien tasjes van een rol trekken en in haar wagentje leggen.
Zo moet dat dus.

maandag 6 augustus 2012

Javea

Suzan heet ze. Ze ligt vlak naast me op het strand, met Wim. Ze hebben vier ligstoeltjes, twee in de schaduw van hun parasol en twee in de zon. Beiden hebben een boek in hun hand, hij dat van Van der Gijp, maar ze lezen niet. Want zij praat. Over zijn moeder, die is echt niet normaal. Zoals díe doet.

De temperatuur van het Spaanse zeewater is perfect. Lang geleden, ik kom niet zo vaak op het strand. De kinderen wilden en dan ga je. Het water is hier niet zo zout, ik merk het aan mijn ogen, zegt Rick.

Na de vakantie zal ik het je moeder eens goed vertellen, hoor ik Suzan zeggen als ik weer lig. En dat geld moet ze ook eindelijk eens terugbetalen, dat lijkt me duidelijk. Hoe kun je nou zo je zoon bedriegen, dat mens is ziek. Ziek is ze, in haar hoofd. Compleet ziek.

Wil je wat eten? vraagt Wim.
Nee.
Je hebt bijna nog niets gehad.
Ik heb geen honger. En als ik geen honger heb, heb ik geen honger. En als ik geen honger heb, dan eet ik niet. Dat snap je toch wel, mag ik hopen.

Hels word ik van je moeder met haar schijnheilig gedoe. Maar dat geld ga ik niet afdwingen, dat betaalt ze toch niet. Daarom heb ik laatst de telefoon erop gegooid. Woedend was ik. Ik snap niet dat jij daar allemaal zo slap over doet.

Ach ja, m'n moeder. Zeg, heb jij ook niet gemerkt dat het zeewater hier minder zout is?
Hoezo minder zout, hoe weet jij dat nou?
Dat proefde ik.
Wat is dat nou voor onzin? Zit je soms overal op de wereld stukken zee te proeven?
Je kunt toch wel eens een slok water naar binnen krijgen?
En wat dan nog? Ga je dan direct het zoutgehalte registreren om de gegevens te vergelijken met die van een andere zee? Dit slaat werkelijk nergens op, Wim.

Je wordt al net zo gek als je moeder. Dat mens spoort echt niet. Als ik terug in Nederland ben, geef ik haar direct het nummer van mijn psycholoog.

donderdag 19 april 2012

Roefeldag

Roefelen, ik blijf het een raar woord vinden. Het zou Vlaams zijn voor "kennis maken met", aldus de website van de stichting Roefelen. De stichting organiseert jaarlijks voor basisscholen bezoeken bij bedrijven in de regio.
Ik ben dit jaar samen met een andere vader begeleider van een groepje kinderen. Niet alleen kinderen leren van zo'n dag, maar zeker ook de volwassenen, zo was ons tijdens de informatieavond beloofd. Ik ben benieuwd.

Het motregent en het is koud op het plein van het schippersinternaat dat is uitgekozen als startpunt. We willen vertrekken, maar eerst volgen nogmaals instructies en toespraken. De kinderen luisteren niet, maar spelen met de alom aanwezige met heliumgas gevulde ballonnen. Veel te leuk ook om los te maken en op te laten. Dan verschijnt een in Middeleeuws kostuum geklede stadsbode die met hese stem de dag aankondigt. Niemand ziet het verband tussen deze bode en het thema. Roefelen, roept hij schor, en de kinderen moeten hem naroepen. Dat blijft hij doen. Ik kijk om me heen en zie voornamelijk volwassenen enthousiast meedoen: roefelen, roefelen, roefelen!

Gelukkig, we mogen weg.

We arriveren bij het eerste bedrijf. Een vriendelijke ontvangst. Ga maar alvast naar de kantine, wordt ons gezegd, we komen er zo aan. In de kantine zien we op tafel twee dozen met koeken van de plaatselijke bakker staan. Mmm, zeggen de kinderen verlekkerd.

Willen jullie wat drinken? wordt gevraagd. Ja, roepen ze in koor. Als blijkt dat er alleen icetea is, hoeft de helft toch niet. Ik zal eerst de dozen met koeken eens wegzetten, zegt de gastvrouw. Die zijn van mijn collega die vandaag jarig is.
Die gezichten.

We krijgen uitleg over de transport- en opslagwerkzaamheden van het bedrijf. Momenteel hebben we chocolade in opslag, daar mogen jullie straks van proeven, zegt ze. Dat klinkt alvast goed. Maar eerst een rondleiding en meerijden met de vrachtwagens en de heftrucks. Het maakt allemaal grote indruk.

Tijd om te snoepen. Er wordt iemand bijgeroepen die met een ladder op een cilindertank klimt, er vanaf boven ingaat en met een emmer vol brokken chocolade terugkomt. Gretig eten ze ervan.

Ik zeg tegen de andere begeleider dat het toch eigenlijk niet kan dat op een opslagplaats van het product van een afzender wordt gesnoept. Jawel hoor, weet hij mij met stelligheid uit te leggen, dat is helemaal niet erg, er zit voor duizenden kilo's aan chocolade in die tank en dat merkt dan toch niemand.

Bij dit bedrijf heb ik hiermee mijn eerste leermoment van de dag. We maken ons klaar voor het volgende bedrijfsbezoek. Kijken of we nog meer kunnen opsteken.

zaterdag 7 april 2012

Koffie

Half zes in de ochtend. De wekker. Veel te vroeg, maar zij moet er al uit. Blijf jij nog maar lekker liggen, zegt ze. Ik haal even koffie.

Ze loopt naar de woonkamer. Ik hoor een kabaal en schrik op. Ze blijkt in alle vroegte een luidruchtige confrontatie te hebben opgezocht met een stoel. Die staat er toch al een tijdje. Ze praat tegen de stoel. Die treft kennelijk verwijten.

Ik draai me nog maar even om, terwijl ze mompelend verder naar de keuken loopt. Ik zit direct weer strak rechtop in bed als ik een enorm glasgerinkel hoor. De wijnglazen van gisteravond stonden nog op het aanrecht, schiet het door me heen. Ik hoor haar weer praten. Mij is niet duidelijk of ze haar conversatie met de stoel aan het voortzetten is of inmiddels een gesprek heeft aangeknoopt met de glasscherven. Het lijkt me verstandig het maar niet te gaan vragen.

Met een mok koffie komt ze naast me zitten in bed. Ging het niet goed? vraag ik dom. Nee, niet echt, zegt ze.

Ze moet ervandoor. Ze kust me en gaat weer. Ik houd m'n hart vast.

Als ik de voordeur hoor dichtslaan, weet ik dat ik zonder vrees nog even m'n ogen kan dichtdoen. Het is ook nog te vroeg. Veel te vroeg.

vrijdag 30 maart 2012

Antwerpen

Hotel Banks heb ik als verrassing voor haar uitgekozen. Midden in het centrum van Antwerpen en volgens de foto's op internet strak ingericht.

We mogen gratis gebruik maken van de bar en de tapas, wordt ons bij binnenkomst gezegd. Het ziet er allemaal eigentijds uit. Na het ons aangeboden wat-zijn-we-blij-dat-jullie-er-zijn-glaasje-champagne, bekijken we onze kamer. Strak. Het is vlak voor Valentijnsdag en ons bed ligt vol rozenblaadjes. Die doen we er meteen af.

We hebben zin in tapas, maar dan niet in het hotel. De Groenplaats is daarvoor veel geschikter, vinden we. De kou deert ons niet en we nemen een februari-terrasje. Met een dekentje over ons heen laten we ons tapas met port serveren. De terrasverwarmer doet zijn best. Zij vertelt en ik luister, terwijl twee Belgische madammen met jassen in tijgerprint ons passeren.
We doen nog een port.

We willen wat eten, maar wel met uitzicht op de kathedraal. Dat moet natuurlijk ook, we zijn immers in Antwerpen en dat willen we zo ervaren. Maar niet te ver lopen, dus wordt het, wat decadent, het Hilton. Op de kaart staat een ossenhaas met truffel zichzelf aan te prijzen en we vallen voor zijn charmes. De andere ossenhaas met wintergroenten verliest het daarvan.

Na ons voorgerecht menen we de truffel al te ruiken. Bij het inzetten zien we wintergroenten verschijnen. Die geven zich blijkbaar niet snel gewonnen. Het sorry-we-hebben-ons-vergist kan ons niets schelen, de kathedraal heeft dat al op voorhand gecompenseerd.

Het afzakkertje doen we iets verderop in een trendy bar. Even lopen, maar ondanks haar moeilijke been, lukt dat. Positieve energie, zegt ze. Ik voel het ook.

dinsdag 31 januari 2012

Mediamarkt

Kan ik u helpen?
Dat weet ik niet. Ik ken u niet.
Ik ben hier om klanten te helpen.
Doet u dat uit uzelf of werkt u hier?
Ik werk hier.
Dan heeft men u dus daarvoor in dienst genomen. Ik neem aan naar aanleiding van een sollicitatiegesprek?
Klopt helemaal.
Dan is tijdens dat gesprek gebleken dat u mensen kunt helpen.
Ik ben als beste gekozen uit twaalf sollicitanten.
Waarom vraagt u dan aan mij of u mij kunt helpen?
Ik wil daarmee aangeven dat ik u van dienst kan zijn.
Ah, op die manier. Ja, dat kan. Ik zoek zo'n box voor mijn iPhone, maar ik zie door de bomen het bos niet meer.
Oh, daar heb ik geen verstand van. Ik zal mijn collega even roepen.

zondag 21 augustus 2011

Carpentras

Het is zeker 35 graden in Carpentras. Ik zit in de schaduw van de oude moerbeiboom van Le Vieux Bounias met twee boeken aan de lange houten tafel. Alleen, want de meeste gasten van het verblijf zijn uitstapjes gaan maken. Rick is met zijn twee Vlaamse vriendjes-sinds-drie-dagen in het zwembad. Ik hoor hun schatergelach. Mijn vrouw ligt aan de rand te zonnen.

Ik geniet hier van het weidse uitzicht van de Vaucluse. De Mont Ventoux die we gisteren, goed, met de auto, hebben beklommen, zie ik in de verte. Vlak voor me zie ik een lézard die, net uit de koele struiken gekropen, me aandachtig opneemt en dan wegschiet. Ik ruik de geur van lavendel, die mij bevestigt in de Provence te zijn. Elly, onze gastvrouw, vraagt me of ik een koud biertje lust. Ik antwoord bevestigend. Dit is, denk ik toch, wat men met onthaasten bedoelt.

Voor me liggen twee boeken. Dick Swaab over dat we ons brein zijn en Youp van 't Hek met lekker luchtige kost. Ik denk na welke het deze middag gaat worden.

Voor ik een keus kan maken, staan Rick en zijn vriendjes bij me. Gaan we petanque spelen, dat had je beloofd? Dat heb je dus met beloftes, daar komen ze op terug.

Afgelopen weekend had Le Vieux Bounias een petanque-toernooi georganiseerd onder leiding van buurman Gerard, een Fransman zoals een Fransman qua uiterlijk, doen en spreken bedoeld is. Alle gasten, buren en nog wat ontheemde Nederlanders uit de buurt deden mee. Met en voor z'n allen hapjes klaargemaakt, maar op het sportieve vlak ieder voor zich. Mijn groepje belandde als goede middenmoot. Je moet niet altijd willen winnen en een ander ook wat gunnen, zei ik nog. Ik blik jullie komende week nog wel in, was mijn toezegging.

Dat moment is dus nu. Ik laat hen winnen, als ik merk dat het toch niet wil lukken. Ze geloven er niets van. Na drie potjes, zeg ik weer wat te gaan lezen.

Of ik haar rug wil insmeren, roept mijn vrouw. Natuurlijk, met alle liefde zelfs. En of ik iets te eten wil klaarmaken. Tuurlijk.

Na ons middaghapje, begeef ik me weer richting de moerbeiboom. Ik moet nog een boek kiezen. "Zijn jullie vandaag nog weg geweest?" hoor ik Philippe zeggen. Ze zijn naar St. Didier en Pernes-les-Fontaines geweest. Ik krijg een gedetailleerde omschrijving van alle bezienswaardigheden. Het was zo mooi, maar wel erg warm. Ze gaan daarom nu eerst douchen.

Ik hoor het hek opengaan. Onze ijzersterke gastheer Pim komt er aan. Hij heeft zojuist een route van 150 kilometer rond de Mont Ventoux afgelegd. We gaan eerst wat drinken, zegt hij me en doet zijn verhaal.

Intussen komen andere gasten terug en schuiven ook aan de tafel aan. De prachtige omgeving en het weer, en zeker die voortdurende regen in Nederland, worden uitgebreid doorgesproken. Het is veel te gezellig, niemand heeft zin om te koken of nog uit eten te gaan. Iedereen wil aan de tafel blijven zitten. We laten pizza's komen en doen onze dagelijkse muziekquiz.

Het zit er inmiddels alweer op. Morgen weer aan het werk. Sparen voor de volgende vakantie. Ik heb alvast twee boeken.