vrijdag 17 december 2010

NSE 2010

Met veel lawaai komen we rond 19.15 uur binnen in restaurant Lekker La Vie. Logisch ook, dat lawaai, want er is veel te bepraten. We hebben namelijk een druk dagprogramma achter de rug en dat moet zo hard mogelijk worden doorgesproken. De gasten in het restaurant begrijpen dat.

Vandaag is de dag van het zogeheten "Najaars Social Event", kortweg het "NSE" genoemd. De dag waarop de Junior Kamer formeel afscheid neemt van haar leden die de leeftijd van veertig jaar hebben bereikt. Ik ben een van de vier leden die moet wegwezen.

Voor ons is een dagprogramma georganiseerd. Verzamelen om 9.30 uur in Lekker La Vie. Het vervolg van de dag moet nog even een verrasing blijven. De reeds aanwezige commissieleden doen geheimzinnig en zeggen "tsja" als je ernaar vraagt.
Een nog niet aanwezig lid zet even later op twitter alvast wat hij die dag gaat doen. Dat zien we dus: we gaan varen.

De mps Derra ligt al op ons te wachten. We vertrekken. Champagne en broodjes. Zo hoort dat. En dan komt de uitdaging. We moeten, zo wordt ons halverwege de vaart verteld, als afscheidsstunt het koude water van de Westerschelde in. Nu nog niet, straks, zegt kapitein Erik. Pepijn heeft speciale pakken geregeld, waarin we ons alvast moeten hijsen.

Het blijkt uiteindelijk toch een grap. Lachen, een half uur lang, minstens, waarna we, in Breskens aangekomen, in een eerder door Cuba geweigerde bus stappen. Waar gaan we naartoe?

De bestemming blijkt, na wat omzwervingen, Cadzand, bij Moio Adventures, de Boostwinnaar van 2010. Blowkarten, powerkiting, bier en Beach Tsjoek (uiteraard zonder body contact). Een garantie, zo blijkt later, voor twee dagen spierpijn. Geweldige middag. JK-ers onder elkaar.

Daarna terug over de Westerschelde. Bitterballen, André Hazes, Schippersbitter en teveel Champagne. Ik ben niet de enige die geniet.

Maar goed. Het is dus 19.15 uur. We zitten nog onder het zand, moeten zo douchen en in het pak voor het feest in het Arsenaal. We gaan vanavond knallen, zegt de voorzitter.

Ik ben aangekleed en ontdek dat ik mijn manchetknopen niet bij heb. Om niet nader te noemen redenen besluit ik maar niet naar huis te rijden en bel mijn vroegere overbuurman Jan, vlakbij in de binnenstad. Of hij nog manchetknopen heeft.
Jazeker, gouden manchetknopen van zijn trouwfeest, wees er voorzichtig mee.

Inclusief manchetknopen kom ik aan op het feest. Het is weer een echt super JK-feest, goeie dj en er wordt ook nog wat gedronken. Ik krijg als vertrekkend lid een speldje, de geknakte haan. Bij het opspelden verliest de voorzitter de pinsluiting. Even later verlies ik daardoor de haan. Toch gaat het feest door.

Mijn linkermouw zit los. Shit, mijn manchetknoop is weg. De muziek dreunt, er wordt gedanst en ik kijk maar naar de vloer. Ik vind dat ding niet terug.

Jacques van het Arsenaal belooft mij de volgende dag bij het opvegen extra aandacht te besteden aan een verloren linker manchetknoop. Ik wacht het resultaat ervan nog even af voordat ik Jan op de hoogte stel.

Vandaag naar het Arsenaal gebeld. Er is een zijden stola, een bolero en zelfs een sinterklaaspak gevonden, maar geen pinsluiting of manchetknoop.

Ik ga Jan maar eens bellen.

zaterdag 6 november 2010

iPhone 4

Ik loop naar de telefoonwinkel. Het regent. Mijn uittreksel van de Kamer van Koophandel dat ik mee moest nemen, houd ik droog onder mijn jas. Ik ga een iPhone 4 halen. Dat is niet zomaar een telefoon, maar een apparaat met allemaal belangrijke functies, zoals een kompas en een metaaldetector. Zo'n telefoon heb ik nodig.

Achter de balie staat een jongetje. Ik zie het direct, voor hem is ooit het woord "knaapje" bedacht. Het jongetje vraagt of hij mij kan helpen. Het lijkt me de reden voor zijn aanwezigheid. Ik denk het wel, zeg ik, ik wil een iPhone 4.

Oh, daar hebben we er maar één meer van.
Ja?
Uh, privé of zakelijk?
Zakelijk, zeg ik, terwijl ik zakelijk kijk.
Heeft uw kantoor al een abonnement bij T-Mobile?
Ja.
Aha, dan kan ik nu twee dingen doen, òf ik maak een tweede account van uw kantoor aan òf ik plaats u gewoon bij de bestaande account.
Ik moet kennelijk kiezen. Ik opteer voor het laatste, dat scheelt gegevens invoeren, lijkt me toch.
Precies, zegt hij, en bovendien staat alles dan op één factuur.
Waarom hij dan de andere mogelijkheid voorstelde, ontgaat mij, en ik vraag me af of het niet het account is.

Heeft u een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij u?
Jazeker, die heb ik zojuist uitgeprint. Kijk, van vandaag.
Die is niet goed. Die heeft u zelf uitgeprint.
Ja, dat moest toch?
Nee, ik heb een origineel exemplaar nodig.
Daar staat hetzelfde op.
Kan zijn, maar de telecomaanbieders willen nu eenmaal een origineel exemplaar.
Maar het is vrijdagavond, de Kamer van Koophandel is pas maandag weer open en ik heb die telefoon nu nodig.
Dan zal ik voor de aanvraag wel even gebruik maken van dit uitgeprinte uittreksel, maar dan moet ik uiterlijk volgende week woensdag wel het origineel hebben. Anders gaat het alsnog niet door.
Nou, da's wel werken om een telefoon te krijgen.
Ja, ze zijn erg streng geworden.
Mijn kantoor heeft toch al een account? Dan hoeft er toch niet nog eens een uittreksel te komen.
Jawel, want dat hebben ze nodig.
Goed, goed, ik zal volgende week een origineel halen en komen brengen.
Oh, dat hoeft u niet per se te komen brengen. Als u het toefaxt, is het ook al goed.
Maar u moest toch het origineel hebben?
Ja, maar de telecomaanbieders nemen met een kopietje ook genoegen.

Mag ik dan nog even een kopietje maken van uw pinpas?
Waarom?
Dat moet.
Maar ik pin nu de aanschaf van het toestel met mijn privé-pas.
Dat kan niet. In verband met de registratie.
Ik wil privé betalen, omdat ik de kantoorpas niet bij heb.
Dan kan het wel. U betaalt dan nu het toestel en dan moet u volgende week met uw kantoorpas een cent komen pinnen.
Een cent?
Voor de registratie.
Goed. Ik zal volgende week een cent komen pinnen en dan neem ik meteen dat uittreksel mee.
Dat uittreksel mag u gewoon toefaxen.

Zo, ik heb u aangemeld.
Mooi.
Nu moet de aanmelding door T-Mobile nog goedgekeurd worden. Dat kan een kwartier tot een uur duren.
Hahahaha.
Nee, echt. Misschien dat u nog iets in de stad moet doen?
Het regent.
Misschien kunt u naar een winkel.
Ik ga wel naar kantoor en haal de kantoorpas. Dan kunnen we vanavond nog het een-cent-probleem oplossen.

Ik heb intussen bericht gehad van T-Mobile.
Kijk eens aan, we komen er wel.
Niet dus. U bent geweigerd.
Geweigerd? Waarom?
Dat weet ik niet. Dan zal ik even moeten bellen.
Doe maar. Telefoons genoeg.

Degene die ik aan de lijn heb, zegt dat er iets is met de eerdere inschrijving.
Wat dan? Die inschrijving is van jaren geleden.
Dat weet ze niet, haar collega heeft de aanmelding niet goedgekeurd.
Vraag dan naar die collega en geef de telefoon even aan mij.
Haar collega is vertrokken toen u uw kantoorpas was gaan halen.

Ik vind het erg vervelend voor u.
Ik ook.
Volgende week dan maar verder?
Nee, ik wil nu gebruik maken van de tweede-account-mogelijkheid.
Dat kan natuurlijk wel, maar dan krijgt u twee aparte facturen.
Vind ik prachtig. Doen.

Ik heb 'm! Mijn eigen iPhone 4, met 32GB nog wel. Ik bedank het jongetje.
Volgende week moet ik het uittreksel niet vergeten. Nu eerst eens uitzoeken hoe die metaaldetector werkt.

dinsdag 14 september 2010

Everzwijn

Ik denk eerst dat ik me het verbeeld, maar er staat toch echt een everzwijn in de berm. Ik rem en zet m'n auto stil, dat borstelbeest moet ik van dichtbij zien. "Pas maar op", zegt mijn vrouw als ik aanstalten maak uit te stappen, "misschien heeft ze kleintjes".
Inderdaad, ik zie geen slagtanden en dus zal het wel een vrouwtje zijn. Heb geen idee of ze halverwege augustus nog moederen, maar goed, het zou zomaar kunnen. "Papa, neem anders gewoon maar een foto vanuit de auto", zegt onze achtjarige Rick verstandig. Veiligheid voor alles.

Maar dan wordt het leuk. Moeder everzwijn komt de berm uit, gaat voor de auto staan en kijkt mij aan. Op die brutale manier die zo typerend is voor everzwijnen. "Nou gaan we lachen", zeg ik, doe mijn portier open en stap uit. We staren naar elkaar, moeders en ik. Da's nog best een flink beest, zie ik. Ik maak wat geluiden in het everzwijns om het te lokken.

Mijn avances werken niet. Geen chemie. Plots maakt het beest rechtsomkeer richting de berm en verdwijnt vervolgens in de struiken. Ik stap weer in en maak een grapje over Obelix. Mijn vrouw lacht niet, ze zegt dat ik gek ben. Rick weet niet wie Obelix is.

We rijden verder. Ik bedenk ineens dat ik vergeten ben een foto te nemen.

donderdag 9 september 2010

Praia da Oura

Iets buiten Albufeira ligt Praia da Oura, een aaneenschakeling van hotels, appartementen, horeca-gelegenheden en al datgene wat een verwende toerist voor een oppervlakkige vakantie nodig heeft. Dat heet een badplaats. Daar zijn wij.

We hebben een appartement aan zee geboekt. We zijn benieuwd. We komen in een klein doodlopend stoffig straatje met zeven moderne naast elkaar gelegen huisjes, elk met een eigen voortuintje met daarvoor een muurtje. Ook in Portugal doen ze kennelijk aan privacy. Dat je daardoor vanuit de voortuin geen uitzicht hebt op het strand en de zee, is daarvoor de kostprijs. Wij blijken in huisje zeven aan het eind van het straatje te zitten. Het ziet er schitterend uit. Dit komt helemaal goed.

De koelkast moet gevuld. Dus op naar het wijnrek van de supermarkt. "Hé leuk, jullie zijn ook boodschappen aan het doen", horen we. Het zijn Hans en Carla, zo blijkt ons later. "Ja, we hebben jullie in het vliegtuig al gezien, we zitten in huisje vijf en zijn dus eigenlijk buren", zo weten ze ons te melden. We groeten terug.

Vanuit de frisse supermarkt lopen we met onze vino verde de Portugese zon in. Buiten staan Hans en Carla. "We hebben even op jullie gewacht, dan lopen we samen terug, gezellig."

Die avond willen we gaan eten, ergens op the strip. Als we huisje vijf passeren, horen we "wat gaan jullie doen?" "Och, even een hapje" brengt Hans en Carla ertoe ook wat te gaan eten en wel tezamen met ons, want gezellig.
Carla praat graag, een onderwerp blijkt daarvoor niet noodzakelijk. Gewoon praten. Haar moeder heeft suikerziekte. Na iedere drie zinnen vraagt ze me "vind je ook niet?" Ik vind het ook. Hans is een zwijgzaam type. Iets zegt me dat dit anders was voordat hij haar leerde kennen.
We hoeven geen dessert, Carla wel, "want ik ben dol op toetjes" en ze lacht hard. Voor ons dan maar koffie. "An Irish coffee for me", bestelt Carla alvast mee. Terecht, je zou wat missen.
Als de rekening komt, stelt Carla voor deze te delen.

De andere dag besluiten we lekker niks te gaan doen aan het zwembad. Liggend op een strandstoel eindelijk eens dat boek lezen dat ik een half jaar geleden heb gekocht. Ik ben nog maar op de derde bladzijde als ik een schaduw over mij heen zie komen, opkijk en de lach van Carla hoor. "Ja, we zagen jullie al voorbij komen". Ze pakt een strandstoel, gaat naast mij liggen, gezellig, en vertelt honderduit over de kinderen van haar zus. Dat zijn twee jongens die op ballet willen, maar niet mogen van hun vader. Dat moet toch gewoon kunnen, vindt ze. Of ik dat ook niet vind.

Die avond gaan ze naar the strip "op café", zoals ze dat noemt. Wij ook, maar blijven bij het eerste café, een Irish pub, hangen. We willen een avondje met z'n tweeën en we schatten in dat dit hier zou moeten lukken. Een Amerikaan met gitaar en een gemaakt accent is de nep-Ier-act van die avond. Niet eens zo slecht. Ik bestel voor het decorum een guinness. Ha, rust. Hèhè, zegt mijn vrouw.

"Ah, zitten jullie hier", horen we even later een inmiddels bekende stem roepen. "We zagen jullie al nergens en waren terug op weg naar huis." Hans neemt ook een guinness. Carla wil een Irish coffee en vertelt ons alles over de zwakke heup van haar vader. Ze lacht weer veel die avond. Hard.

Dit gaan we zo geen twee weken doen. We hebben al een een plan voor de dag erna. We willen naar het strand en onze tocht daarnaartoe mogen Hans en Carla absoluut niet zien. Fluisterend vertrekken we en bij huisje vijf aangekomen bukken we achter het muurtje. Mijn vrouw gaat op haar hurken vooruit, ik liggend als een echte commando. Ze kunnen ons niet horen, ze kunnen ons niet zien, dit wordt een perfecte operatie.

"Wat doen jullie nou?" horen we Carla's stem roepen. Daar staan ze, in het begin van het straatje, met plastic tasjes, net terug van de supermarkt, te kijken hoe wij half in het stof liggen te happen, onder hun muurtje. Hoe leg je dit uit? "Hij is zijn lens kwijt", zegt mijn vrouw. Briljant, mijn lens! Ze komen direct mee helpen zoeken en wonder boven wonder vind ik zelf die lens.

Af en toe ben je blij dat sommige mensen maar vijf dagen met vakantie zijn.

vrijdag 27 augustus 2010

Vlinderstrik

December 2009, feest in Sluis, lokatie Le Répertoire. We weten op voorhand hoe dat zal aflopen, dus we hebben een hotelletje geboekt. De luxe Dikke van Dale bleek al volzet, maar in het hotel met de vogel is nog plaats.

De ontvangst is hartelijk. De kamer doet wat sjofel aan, maar is ruim genoeg en tenslotte hebben we alleen een bed nodig. Als dat een beetje slaapt, zijn we allang tevreden. We zijn daar gemakkelijk in.

Mijn vrouw heeft haar galajurk aangetrokken en doet haar make-up. Ik trek mijn smoking aan en zoek mijn manchetknopen.
Ineens horen we een zeker ritmisch getik. We gaan op onderzoek en zien op het systeemplafond, vlak bij de kamerdeur, een grote natte plek. Waterdruppels vallen op onze vloerbedekking. Mijn vrouw gaat de gastheer waarschuwen.

Ik ben bezig met mijn vlinderstrik en houd intussen het plafond in de gaten. Op de gang hoor ik mijn vrouw tezamen met een mannenstem terugkomen. Juist op het moment dat ze de kamerdeur openen, stort een deel van het plafond met lawaai naar beneden. Een plas water volgt. We staan met z'n drieën naar boven te kijken. Niemand zegt wat.
 "Da's niet goed", zegt onze gastheer op een gegeven moment. Hij is geërgerd door de situatie, dat zien we, begrijpelijk ook, net op een drukke zaterdagavond. Naar ons toe blijft hij hoffelijk en biedt een andere kamer aan, "maar die is niet zo luxe". We vinden het wel goed zo.

Wij kunnen gewoon naar het feest, zegt hij. Hij zal zorgen dat het op de grond liggende plafond straks door het personeel wordt opgeruimd en dat de bovenleidingen worden afgesloten. We leggen onze koffers met daarin onze kleding voor morgen voor de zekerheid in een veilige, droge hoek van de kamer.
Het feest kan beginnen.

In Le Répertoire kun je een feestje bouwen. Het eten is goed, de bediening is vriendelijk en de band zorgt voor ambiance. Verder een pot ouwehoeren. Zo hoort het. Na afloop nog een afzakkertje in café Jopie. Superavond.

We worden wakker. Na een verfrissende douche willen we ons aankleden en openen onze koffers. Onze kleren blijken vochtig te zijn, in beide koffers staat wat water. Maar het plafond daarboven is kurkdroog evenals de buitenkant van de koffers. Dit kan natuurlijk niet uit zich zelf zijn gebeurd en we trekken onze conclusie.

Beneden aangekomen treffen we de gastheer. Hij is weer hartelijk. We ontdekken niets in zijn ogen, ook verder doet hij niet vreemd. Goed, híj zal het dan wel niet zijn geweest. Maar kloppen doet hier iets niet. We zeggen er niets van en betalen de rekening.

Voor we op huis aan gaan, lopen we rond in Sluis. Te drogen. We gaan ontbijten in de Oude Kerkstraat. Terwijl we onze koffie krijgen, vraagt mijn vrouw zich hardop af of wij toch niet een beetje té gemakkelijk zijn.

woensdag 25 augustus 2010

Barbecue

Niet ver van Brive-la-Gaillarde ligt Collonges-la-Rouge, een plaatsje dat, zo heb ik begrepen, dateert uit de achtste eeuw. Het is een soort uit rood zandsteen opgetrokken Eftelingdorp dat speciaal voor toeristen lijkt te zijn gecreëerd: souvenirwinkeltjes en terrasjes alom.

We besluiten dit dorp te bezoeken. Het ligt op een steenworp afstand van Marcillac-la-Croze, alwaar een nicht van mij en haar man Alain zijn gaan wonen, en naar wie we op weg zijn.

Collonges. De rode huizen en winkeltjes houden we al gauw voor gezien, want de hitte van die dag beveelt ons iets te gaan drinken. Uit de vele mogelijkheden die er zijn, kies ik juist het terras waar we het volgende kwartier naar de lokale wespen zullen gaan zwaaien. Tegen de tijd dat we onze deux pressions et un coca krijgen geserveerd, lijken alle wespen uit het dorp te zijn gearriveerd. Ze hebben het op mijn bier voorzien en ik blijk tot persona non grata te zijn verklaard. Dit is geen doen. Na een paar slokken reken ik de veel te dure drankjes af en we vertrekken.

Op naar Marcillac. Ze blijken een groot huis te hebben gekocht aan de rand van het kleine rustige dorp, misschien eerder een gehucht. Dit is wel wat anders dan het drukke Parijse leven dat ze zijn ontvlucht. Vanuit de tuin is er een prachtig uitzicht over de groene dalen en heuvels. Terwijl Alain de barbecue aansteekt, kijk ik naar de paarden en de limousin koeien in het dal. In de verte hoor ik Georges Brassens. Ik weet het zeker, dit wordt bedoeld met leven als God in Frankrijk.

De barbecueworsten geven aan er gereed voor te zijn. Dus à table. Op het tuinterras aan het grote zwembad, maar met lekkage, staat de ingedekte tafel en we nemen plaats. Ik zie Alain met zijn schaal worsten aankomen om mij als eerste te bedienen. Les boudins, roept hij trots, en laat dan de schaal uit zijn handen glijden.

Ik kijk naar de vetvlekken op mijn broek en hoor hem vele keren excuse moi zeggen. De rest van de tafel lacht. Ik zeg dat het echt niets geeft en om hem te overtuigen lach ik mee. Het is m'n dag niet.

We moeten er weer eens heen. Volgende keer gaat het beter. Het zwembad is inmiddels gerepareerd.

zondag 22 augustus 2010

Zool

Zaterdagochtend 7.30 uur, de wekker gaat. Het uitgelezen moment om nog eens om te draaien, maar de voetbal roept. Rick, toen zeven, speelt en papa gaat mee. Uit naar HSV Hoek.

Ik sta onder de douche en besef dat we het gisteren weer eens te laat hebben gemaakt. Kan daarna m'n schoenen niet vinden en trek die oude bootschoenen, waarvan de zool van de rechterschoen aan de voorkant een beetje loslaat, maar aan.

We gaan de deur uit. Rick is vrolijk. Hij heeft er zin in, we gaan immers winnen. Ik zie donkere wolken hangen en verwacht zware regen.

Dit soort verwachtingen komt altijd uit. Na een kwartier spelen, barst het keihard los en het veld word drassig. Ik merk dat m'n zool verder loslaat. "Laat maar", denk ik nog, "die houdt het wel".

Ik loop langs de zijlijn aan te moedigen en constateer ineens dat mijn zool tot aan de hiel volledig heeft losgelaten. Gewoon lopen gaat niet meer, de voorzijde van mijn zool zit bij iedere stap die ik zet telkens onder mijn hiel. Ik voel mijn voet vooraan nat worden. Ik besluit mijn rechterbeen wat hoger op te tillen en dan, vlak voor ik mijn voet weer op de grond zet, met m'n rechterbeen een gek schokje te geven, waardoor de zool naar voren floept en alsnog op de juiste plaats terecht komt. Dat lukt.

Rust, zo blijkt ineens. We gaan wisselen van speelveld. Ik ben echt niet van plan om voor al dat publiek als een ooievaar met een manke poot het veld over te steken. Ik moet achteruit lopen, besef ik, dan sleept die zool gewoon mee.

Maar zo ga ik natuurlijk ook het veld niet over. Er is maar een echte oplossing. Ik rijd terug naar huis, doe goede schoenen aan en kom weer terug. Moet lukken binnen de speeltijd. Niemand die het merkt.

En daar ga ik, in z'n achteruit, richting de kleedlokalen. Het heeft in de verte iets weg van een moonwalk.
Bij de kleedkamers aangekomen, meen ik een beveiligingscamera te zien en ga weer, zo goed en zo kwaad als het lukt, in de modus vooruit. Het zal maar opgenomen worden. Lachen geblazen in de bestuurskamer om die malloot. Daar trap ik dus niet in.

Eindelijk, de parking. Waarom heb ik nou mijn auto helemaal achteraan gezet? Vóór mij lopen een man en een vrouw met hun kind, waarschijnlijk een gezin met wel normale schoenen. Ik houd in, zodat ik ze niet passeer.

Ze blijven bij hun auto praten en maken geen aanstalten weg te rijden. Ik kan daar moeilijk ook gaan staan. Ik moet iets en besluit hen met mijn ooievaarsdans voorbij te gaan richting mijn auto. Ik voel ze kijken. Net als ik mijn auto wil instappen, hoor ik de moeder roepen: "meneer, meneer, volgens mij zit uw zool los".

Gilbert

We waren een paar jaar samen, toen de broer van mijn schoonvader overleed. Op vrijdag zou de begrafenis plaatsvinden. Of we ook wilden komen. We werden verwacht in de Sint Laurentiuskerk op de Markt in Lokeren.

Ik kende de beste man niet. Gilbert bleek hij te heten. Hij zag zijn familie nauwelijks. Geen ruzie of zo, maar hij had er voor gekozen zijn leven alleen te leven. Dat mag.

Bij aankomst in de kerk werden mijn vrouw en ik direct gescheiden. Alle vrouwen dienden plaats te nemen in de kerkbankjes ter linkerzijde van het gangpad, mannen aan de rechterzijde. Voor de mannelijke familieleden was een rol weggelegd, tot mijn verbazing ook voor mij.

We moesten in een rij gaan staan naast de lijkkist: schoonvader eerst, vervolgens mijn twee zwagers, ik als vierde en na mij een stuk of zeven familieleden, die ik van gezicht wel kende.

Mensen kwamen binnen voor de rouwdienst, maar gingen niet zitten alvorens zij iedereen in de rij persoonlijk hadden gecondoleerd.

Daar stond ik dan. In een kerk in Lokeren, naast de kist van een voor mij volslagen onbekende. Als vierde in de rij stond ik nog belangrijk te wezen ook. Oudere mensen, zijn Vlaamse vrienden uit het café veronderstelde ik, keken mij met tranen in de ogen aan, pakten mijn hand en preuvelden oprecht een condoleancetekst.

Was ik eerst nog verbaasd over mijn rol in het geheel, plots brak het besef aan van de absurditeit van deze situatie. En toen voelde ik opkomen, wat ik niet wilde voelen: de onbedaarlijke neiging te gaan lachen, liefst keihard. Ik schaamde me reeds op voorhand voor het geval dat dit daadwerkelijk zou gebeuren. Ik mocht niet de paria van de familie worden, niet nu al.

Na de condoleances mocht ik aan de rechterzijde van het gangpad gaan zitten. Gilbert werd het pad ingereden. Zijn lichte eiken kist met witte linten scheidde mij van mijn vrouw en onze Rick van toen twee jaar.
Het was muisstil in de kerk. De pastoor wilde de dienst aanvangen, toen Rick mij in het oog kreeg. "Papa, kijk eens", en ik zag hem naar Gilberts kist wijzen, "een cadeautje!".

Cahors

Iedere keer als ik in Cahors ben, kan ik het niet laten even de klok, l'horloge à billes, te zien. Een prachtig staaltje mechanische techniek aan de Quai Ségur d'Aguesseau aan de Lot, vlak naast mijn favoriete restaurant cadurcien met de ongelukkige naam "Food & Beverage".

De klok heeft kogels die over banen naar beneden glijden en, beneden aangekomen, kracht uitoefenen op een tandwielsysteem dat de wijzers voort doet gaan. Vervolgens worden de kogels via een kettingband weer naar boven getransporteerd en begint alles opnieuw. Zo stel ik me de perfecte perpetuum mobile voor.

Mechanische techniek, ik denk dat nog een beetje te begrijpen, althans ik doe een poging daartoe en in dit geval door onze Rick van acht uit te leggen hoe de klok werkt. Hij neemt nog genoegen met die uitleg, maar bij mij wekt deze klok eigenlijk frustratie op. Hoe werkt dat ding nou precies? Ik kan de hele dag wel blijven kijken.

Mijn vrouw roept. We zouden nog naar de Pont Valentré gaan en, bovendien, Rick zijn ijsje wacht. Ze heeft gelijk.

Het is warm. Onder de Pont Valentré vaart een bootje met toeristen. Ze liggen te zonnen op het dek en drinken wijn. Tijd speelt geen rol.